Primovist MRI is van invloed op het behandelplan van patiënten met colorectale lever metastasen


B.G. Sibinga Mulder, K. Visser, S. Feshtali, A.L. Vahrmeijer, R.J. Swijnenburg, H.H. Hartgrink, R. van den Boom, M.C. Burgmans, J.S.D. Mieog

Vrijdag 25 mei 2018

9:30 - 9:37u in Parkzaal

Categorieën: HPB, Orale presentatie, Vrije voordrachten (V-sessie)

Parallel sessie: V18 HPB Lever (deel 2/2)


Introductie

De detective van kleine colorectale levermetastasen (CRLM) is sensitiever en accurater m.b.v. PrimovistTM MRI (P-MRI) in vergelijking met CT scans. Echter, P-MRI scans worden niet consistent en standaard gemaakt tijdens het diagnostisch proces van patiënten met CRLM. In deze studie werd de invloed van P-MRI op het behandelplan bepaald. 

Methode

Tijdens het multidisciplinaire overleg (MDO) werd een behandelplan voorgesteld op basis van de conventionele CT scan van 83 patiënten, allen met potentieel resectabele CRLM. Vervolgens werd een P-MRI scan gemaakt op basis waarvan het behandelplan eventueel gewijzigd kon worden tijdens het opeenvolgende MDO. De verschillende voorgestelde behandelplannen waren: lokale therapie, neoadjuvante therapie, follow-up, of palliatie. De voorgestelde behandelplannen en eventueel gewijzigde uitgebreidheid van de lokale therapie werden vergeleken, vervolgens werden de behandelplannen vergeleken met de uiteindelijk toegepaste behandeling en bevindingen tijdens follow-up.

Resultaten 

In 15 patiënten (18.1%) werd het type behandelplan gewijzigd (bijvoorbeeld van lokale resectie naar palliatie), en in 15 patiënten (18.1%) veranderde de uitgebreidheid van de voorgestelde lokale therapie o.b.v. de bevindingen van de P-MRI tijdens het tweede MDO. De uiteindelijke behandeling was in zes patiënten (7.2%) afwijkend van het behandelplan o.b.v. P-MRI: in vijf patiënten werd tijdens lokale therapie een te vergevorderd stadium van de ziekte aangetroffen en één patiënt bleek tijdens follow-up toch een CRLM te hebben i.p.v. een hemorragische cyste. Het behandelplan o.b.v. CT was afwijkend van de uiteindelijke behandeling in 21 patiënten (25.3%).  

Conclusie 

In onze studie werd het behandelplan van patiënten met potentieel resectabele CRLM in 36.2% gewijzigd. Door de P-MRI kan de patiëntselectie voor in opzet curatieve lokale therapie geoptimaliseerd worden, waardoor onnodige resecties voorkomen kunnen worden. Daarnaast kan een accuratere chirurgische of radiologische planning gemaakt worden voorafgaand aan lokale therapie.

Veranderingen in behandelplannen en de uiteindelijke behandeling.