R. de Groot, E.C. Folbert, J.H. Hegeman
Donderdag 24 mei 2018
16:58 - 17:05u
in Brabantzaal
Categorieën: Orale presentatie, Traumachirurgie, Vrije voordrachten (V-sessie)
Parallel sessie: V01 Trauma
Ouderen met een proximale femur fractuur worden in de literatuur vaak gedefinieerd als 70 jaar of ouder. Maar met de toenemende vergrijzing en de explosieve groei in 90+ers (de ‘nonagenarians’) rijst de vraag of deze grens nog actueel is. In deze studie wordt onderzocht of 90+ers een andere behandelstrategie vereisen.
Middels een prospectief cohort onderzoek werden 70+ers met een (niet pathologische) proximale femur fractuur geïncludeerd. Er werden drie leeftijdscategorieën gemaakt: 70 tot 80 jaar, 80 tot 90 jaar en 90+. De looptijd van de studie was van 01-04-2008 t/m 31-12-2016. Patiënten werden behandeld volgens het geïntegreerde chirurgisch geriatrische behandelmodel van het Centrum voor Geriatrische Traumatologie waarbij de behandeling multidisciplinair plaatsvindt ondersteund door zorgpaden. Preoperatieve patiënt karakteristieken, opname karakteristieken, complicaties en outcome werden vervolgens geanalyseerd.
In totaal werden 1587 patiënten geïncludeerd, waarvan 465 patiënten tussen de 70 en 80 jaar, 867 patiënten tussen de 80 en 90 jaar en 255 patiënten van 90+. Preoperatief scoorden 90+ers significant slechter op de KATZ-ADL en Parker Mobility Score. Tevens kwamen 90+ers significant vaker uit een verzorgings- of verpleeghuis en lag het preoperatieve Hb lager. ASA score, duur op SEH en opnameduur verschilden niet. Zowel de 30-dagen als 1-jaars overleving was significant slechter in de 90+ groep (figuur 1). Complicaties als het delier, anemie met transfusienood, aritmie en decompensatio cordis kwamen significant vaker voor bij 90+ers.
Deze studie illustreert dat de ‘nonagenarians’ een andere patiëntencategorie vormen op basis van preoperatieve patiëntkarakteristieken, complicaties en prognose. Een multidisciplinaire behandelstrategie is noodzakelijk. 70 tot 80-ers lijken daarentegen vitaler. Dit onderzoek dient te worden gebruikt ter ondersteuning van aangepaste behandelstrategieën, zoals bijvoorbeeld palliatieve chirurgie, en ter voorlichting van deze patiëntencategorieën.