De nationale uitkomsten van aanvullende pancreasresecties bij maagresecties voor maagkanker


L.R. van der Werf, W.J. Eshuis, W.A. Draaisma, B. van Etten, S.S. Gisbertz, E. van der Harst, M.S.L. Liem, V.E.P.P. Lemmens, B.P.L. Wijnhoven, M.G.H. Besselink, M.I. van Berge Henegouwen

Donderdag 24 mei 2018

17:05 - 17:12u

Categorieën: Orale presentatie, Upper GI, Oesophagus, Maag, Vrije voordrachten (V-sessie)

Parallel sessie: V05 Upper GI


Introductie

Radicale maagresectie is de hoeksteen van de behandeling van lokaal gevorderde maagkanker. Bij ingroei in het pancreas kan een gedeeltelijke pancreasresectie hiervoor nodig zijn. Het doel van deze studie was om te evalueren hoe vaak een maagresectie met aanvullende pancreasresectie verricht wordt in Nederland en wat de uitkomsten hiervan zijn.

Methode

Voor deze nationale cohortstudie werden patiënten geselecteerd uit de Dutch Upper gastrointestinal Cancer Audit (DUCA). Patiënten werden geïncludeerd indien ze vanwege maagkanker of slokdarm-maagovergang kanker een maagresectie ondergingen tussen 2011-2015 en geregistreerd zijn in de DUCA. Van patiënten waarbij een aanvullende pancreasresectie gerapporteerd was in de DUCA werd door deelnemende ziekenhuizen extra gegevens over de behandeling en lange-termijn-uitkomsten verstrekt. Uitkomstmaten waren radicaliteit, gecompliceerd postoperatief beloop (complicaties leidend tot re-interventie, verlengde opnameduur >21dagen of overlijden) en overleving.

De associatie tussen pancreasresectie en gecompliceerd beloop werd getest met univariabele en multivariabele logistische regressieanalyses. De overleving werd geschat met behulp van de Kaplan-Meier-methode.

Resultaten

Tussen 2011-2015 ondergingen 2192 patiënten een maagresectie, bij 70(3,2%) was een aanvullende pancreasresectie geregistreerd. Na het verkrijgen van extra gegevens konden in totaal 1911 patiënten zonder, en 55 patiënten met pancreasresectie worden geïncludeerd.

Van de pancreasresectie-patiënten onderging 16%(n=9/55) een pancreatoduodenectomie, 49%(n=27/55) een pancreasstaartresectie en 35%(n=19/55) een minimale of wigresectie. Bij 82% werden tumor-negatieve marges bereikt. Pancreasresectie was onafhankelijk geassocieerd met een gecompliceerd postoperatief beloop (odds ratio[95%betrouwbaarheidsinterval]:3,28[1,85-5,81]). De mediane overleving van alle patiënten met een pancreasresectie was 15 maanden.

De overleving van pancreasresectie-patienten was beter voor (neo)adjuvant behandelde patiënten en patiënten waarbij een R0 resectie is verricht (figuur 1 en 2).

Conclusie

Met een aanvullende pancreasresectie bij een maagresectie wordt een radicale resectie bereikt in 82% van de patiënten. Echter, de pancreasresectie is geassocieerd met verhoogd risico op postoperatieve morbiditeit. Mogelijk moet een aanvullende pancreasresectie worden gereserveerd voor patiënten bij wie (neo)adjuvante therapie kan worden gegeven en een R0-resectie verkregen kan worden.

Overlevingscurves van patiënten die een pancreasresectie bij een maagresectie hebben ondergaan. Curves weergegeven voor patiënten die wel (neo)adjuvante therapie ondergaan hebben (groen) en die geen (neo)adjuvante therapie hebben ondergaan (geel).
Overlevingscurves van patiënten die een pancreasresectie bij een maagresectie hebben ondergaan. Curves weergegeven voor patiënten waarbij een R0 resectie is verkregen (paars) en waarbij een R1/R2 resectie is verkregen (rood).