J.J.C. Tersteeg, F.M. van Esch, P.D. Gobardhan, P.A.M. Kint, T. Rozema, R.M.P.H. Crolla, J.M.J. Schreinemakers
Donderdag 24 mei 2018
17:30 - 17:37u
in Parkzaal
Categorieën: Colorectaal (maligne), Orale presentatie, Vrije voordrachten (V-sessie)
Parallel sessie: V09 Colon maligne
Ter voorkoming van radiotherapie-geassocieerde morbiditeit en mortaliteit, ondergaan patiënten met een laag-risico rectumcarcinoom geen neoadjuvante radiotherapie sinds invoering van de nieuwe richtlijn. MRI voorspelt echter matig het uiteindelijke lymfeklierstadium. De vraag is of hierdoor de incidentie van vroeg lokaal recidief (
Alle opeenvolgende patiënten die tussen januari 2011 en juli 2016 een mesorectale excisie resectie ondergingen vanwege een primair rectumcarcinoom werden geïncludeerd. Data over diagnostiek, behandeling en follow-up werd retrospectief geëxtraheerd uit het elektronisch patiëntendossier. Data over overleving werd verzameld via de gemeentelijke basisadministratie.
445 patiënten werden geïncludeerd (225 behandeld volgens de oude richtlijn, 220 volgens de nieuwe richtlijn). Na invoering van de nieuwe richtlijn ondergingen minder patiënten neoadjuvante radiotherapie (44% vs 89%, p<0.001). Klinisch tumor- en lymfeklierstadium verschilden tussen beide groepen (p<0.001), maar het pathologisch stadium niet. Na een mediane follow-up van respectievelijk 43 en 24 maanden werd geen verschil gevonden in vroeg lokaal recidief (2.4% vs 3.0%, p = 0.721) en eenjaarsmortaliteit (6.1% vs 5.5%, p = 0.781). Gevonden risicofactoren voor een lokaal recidief waren een hoger lymfeklierstadium, chemoradiotherapie of geen voorbehandeling, abdominoperineale resectie en irradicale resecties.
In deze studie werd geen verschil gevonden in de incidentie van vroeg recidief rectumcarcinoom en eenjaarsmortaliteit na het versmallen van de indicatie voor neoadjuvante radiotherapie. Grotere, multicenter studies zijn echter noodzakelijk.