J. Simons, M. van Pelt, A. Marinelli, M. Straver, A. Zeillemaker, T. van Nijnatten, L.B. Koppert, M. Smidt, E. Luiten, C. van der Pol
Voorzitter(s): dr. A.J.G. Maaskant-Braat, chirurg, Máxima Medisch Centrum, Veldhoven
Donderdag 24 mei 2018
17:44 - 17:51u
in Zaal 80 & 81
Categorieën: Mammachirurgie, Orale presentatie, Vrije voordrachten (V-sessie)
Parallel sessie: V13 Mammachirurgie (deel 1/2)
Bij 1/3 initieel klierpositieve borstkankerpatiënten (cN+) resulteert neoadjuvante systeemtherapie (NST) in een axillaire pathologisch complete respons (ax-pCR). De schildwachtklierprocedure is niet voldoende accuraat voor het identificeren van ax-pCR en ook de MARI-procedure mist axillaire restziekte. Het combineren van deze procedures kan de accuratesse voor identificatie van axillaire restziekte verbeteren.
In vier ziekenhuizen werden retrospectief pathologisch bewezen cN+ patiënten geïdentificeerd bij wie na NST de primair gemarkeerde positieve lymfeklier èn de schildwachtklier(en) zijn verwijderd. De positieve lymfeklier werd primair gemarkeerd middels een jodiumzaadje of een clip. In geval van primaire clip-plaatsing, werd na afronding van de NST een draad dan wel jodiumzaadje naast de clip geplaatst. Zowel patiënten die een okselklierdissectie als patiënten die geen okselklierdissectie hebben ondergaan, werden geïncludeerd. De McNemar toets werd gebruikt om postoperatieve aan- of afwezigheid van axillaire restziekte in zowel de primair gemarkeerde positieve lymfeklier, alsook de schildwachtklier(en), onderling te vergelijken.
In 138/139 cN+ patiënten werden 1 tot 9 (mediaan 2) lymfeklieren succesvol geïdentificeerd en verwijderd. In 35.3% was sprake van ax-pCR, in resterende patiënten werd axillaire restziekte geïdentificeerd: 3.4% geïsoleerde tumorcellen, 18% micrometastasen, 78.6% macrometastasen. Door combineren van de pathologie-uitslag van de gemarkeerde lymfeklier èn schildwachtklier(en) samen werd axillaire restziekte in 63.3% vastgesteld in tegenstelling tot slechts 56.1% voor de gemarkeerde klier (p = .002) en 43.8% voor de schildwachtklier(en) (p < .001) afzonderlijk. 31 patiënten ondergingen een completerende okselklierdissectie: axilliare restziekte zorgde in 2 patiënten voor upstaging (éénmaal ypN0 naar ypNmicro, éénmaal ypNmicro naar ypN1).
Axillaire restziekte wordt significant accurater geïdentificeerd door beoordeling van de gemarkeerde lymfeklier èn schildwachtklier(en) gecombineerd in plaats van solitaire beoordeling van hetzij de gemarkeerde lymfeklier, hetzij schildwachtklier(en). Indien wordt gekozen de okselklierdissectie te vervangen door minder invasieve okselstadiëring na NST in cN+ patiënten lijkt de gecombineerde procedure de beste techniek.