E.A. Deckers, J.E.H.M. Hoekstra-Weebers, S. Damude, A.B. Francken, S. ter Meulen, E. Bastiaannet, H.J. Hoekstra
Voorzitter(s): dr. R.R.J.P. van Eekeren, chirurg, Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem
Vrijdag 25 mei 2018
10:14 - 10:21u
in Parkzaal
Categorieën: Melanoom, Orale presentatie, Vrije voordrachten (V-sessie)
Parallel sessie: V25 Hoofdhals, weke delen & melanoom
Het ontbreken van evidence-based richtlijnen voor cutaan melanoom follow-up heeft geleid tot de initiatie van de melanoom follow-up studie (MELFO). De 1-jaars resultaten toonden geen negatieve invloed van een minder frequent stadium-specifiek follow-up schema op patiëntenwelzijn, recidiefpercentage en melanoom-specifieke overleving vergeleken met conventionele follow-up. Deze studie presenteert de 3-jaars resultaten.
Honderdtachtig patiënten, 87 mannen en 93 vrouwen met een mediane leeftijd van 57 (20-85) jaar, werden opgenomen in de studie (respons=87%). Patiënten werden gerandomiseerd in een conventionele (CSG; n=93) of experimentele groep (ESG; n=87). Deelnemers maakten de State-Trait Anxiety Inventory (STAI), Cancer Worry Scale (CWS), Impact of Event Scale (IES) en de RAND-36 op studie-inclusie (T1) en na 3-jaar (T3). Patiënt- en ziektekenmerken werden geregistreerd. Honderdtien patiënten (CSG; n=56, ESG; n=54) voltooiden vragenlijsten op zowel T1 als T3. Zeventig patiënten vielen uit de studie: 24 wegens recidief (waarvan 12 overleden), drie overleden aan andere oorzaken en 43 weigerden T3 deelname.
Een significant groeps-effect werd gevonden voor de IES en RAND-36 ten gunste van de ESG; p=0.001 en p=0.02 respectievelijk. Vierentwintig patiënten, 15/93 (16%) CSG en 9/87 (10%) ESG (p=0.254), ontwikkelden een recidief binnen drie jaar met respectievelijk een mediane follow-up duur van 369 (203-1040) en 406 (179-741) dagen (p=0.835). Twaalf patiënten overleden aan het melanoom, 6/93 (6%) in de CSG en 6/87 (6%) in de ESG. De mediane tijd tussen diagnose en overlijden was respectievelijk 513 (203-1007) en 389 (179-665) dagen (p=0.262).
Deze 3-jaars resultaten ondersteunen de gedachte dat een minder frequent stadium-specifiek follow-up schema een geschikt en veilig alternatief vormt voor het huidig gebruikte follow-up schema zoals geadviseerd in de Nederlandse melanoom richtlijnen.